Er zijn enkele acties die je kunt ondernemen om kleigrond losser en kwaliteitsvoller te maken zonder dat je hoeft te spitten. Kleigrond 'verbeteren' neemt echter wel enkele jaren in beslag.

Welke 10 acties kun je ondernemen om jouw kleigrond te verbeteren?

  1. Woel de bodem 2x per jaar om. Dit kun je doen met behulp van een grelinette (=woelvork) en is niet hetzelfde als spitten. Bij het omwoelen verstoor je het bodemleven minimaal en maak je de structuur van de bodem niet kapot. Omwoelen past prima binnen de 'no-dig-gardening'-methode.
  2. Voeg 1x per jaar lavakorrels toe aan de bodem. Dit zorgt ervoor dat de grond luchtiger en vochtdoorlatender wordt. Daarenboven bevat lavagesteente ook essentiële mineralen en voedt dus ook jouw bodem en de gewassen die erop komen te staan.
  3. Mulch de bodem het hele jaar door. De mulchlaag vormt een voedselbron voor het bodemleven en dat zorgt ook voor meer leven in de bodem. Daarnaast wordt door de activiteit en beweging van de nuttige bodemdieren ook een betere bodemstructuur gecreëerd.  De voedingsstoffen worden daarenboven in de vorm van 'wormenpoep' opnieuw aan de bodem afgegeven. 
  4. Voeg regelmatig een laagje compost toe. Je hoeft de compost niet onder te werken. Compost kun je eigenlijk ook als mulch zien, alleen is het organisch materiaal hier al veel verder afgebroken wanneer je ze toevoegt aan jouw bodem en zullen de voedingsstoffen dus ook iets sneller worden afgegeven aan jouw bodem en gewassen. Een alternatief voor compost is een organische bodemverbeteraar. 
  5. Maak gebruik van groenbemesters. Groenbemesten is het telen van plantjes die veel voedingsstoffen uit de bodem (soms erg diep) halen en opslaan om dan later als mulch te gebruiken. Door ermee te mulchen geef je de voedingsstoffen terug aan de bodem af. De wortels van deze plantjes helpen bij het creëren van een betere bodemstructuur. 
    Goede groenbemesters zijn bijvoorbeeld bijenvoer (Phacelia), mosterd en boekweit. 
  6. Pas polycultuur of combinatieteelt toe. Door verschillende gewassen bedachtzaam met elkaar te combineren wordt o.a. de bodem minder snel uitgeput, wedijveren de wortels niet in hetzelfde stukje grond en maken plagen en ziektes minder kans. 
  7. Pas wisselteelt toe. Dit doe je ook vooral om de bodem niet uit te putten én om de kans op ziektes en plagen te verminderen. Maar ook om bijvoorbeeld gebruik te maken van nuttige eigenschappen van sommige gewassen.
    Bonenplanten slaan bijvoorbeeld stikstof op in hun wortelknolletjes. Laat je deze wortelknolletjes in de grond zitten, dan gaan ze die stikstof op hun beurt gaan afgeven aan de bodem en het volgende gewas dat op dit stukje grond komt te staan. Bladgewassen en kolen gebruiken veel stikstof en zijn dus een ideale opvolger voor bonenplantjes. 
  8. Bemest de bodem minstens 2x per jaar.  Kies bij voorkeur voor een organische meststof. Respecteer altijd de aangewezen dosering en toepassingsperiodes. 
  9. Voeg minstens 1 x per jaar organische bodemverbeteraar  toe. Doe dat in het na- en/of voorjaar. Een bodemverbeteraar zorgt ervoor dat de bodemstructuur verbeterd wordt waardoor plantjes beter, gelijkmatiger en sneller wortelen en bijgevolg beter voedingsstoffen kunnen opnemen.
  10. Voeg na de zomer bodemactivator toe. Bodemactivator zorgt voor een rijk en divers bodemleven en helpt zo bodemmoeheid voorkomen.